Blog Image

Jan Geerts

Mijn blog - reacties welkom


Slow

Hoofdstuk 9 Posted on wo, september 05, 2018 19:33

Ik voetbal weer.

Langzaam.

In 1997 heb ik de laatste keer gevoetbald.

Maar nu ben ik weer begonnen.

Slow walking voetbal.

Onnodig Engels, maar we doen het dus heel langzaam.

Net als andere dingen die we steeds langzamer doen, maar
daar gaat het nu niet over.

We gaan in de zaal langzaam voetballen. Als je de bal hebt,
moet je wandelen. Zonder bal mag je rennen. Dat is voor de deelnemers best
lastig, want rennen gaat moeizaam.

We zijn bijna allemaal tussen de zestig en zeventig jaar.

Echte veteranen.

Een is iets jonger, maar die slikt medicijnen om mee te
kunnen doen, dus die heeft dispensatie.

Een is 83 jaar. Dat is een superveteraan.

We gaan op donderdag 6 september beginnen in de zaal.

Omdat het lekker weer was, vonden we het een goed idee om
nu alvast te oefenen buiten op het veld. Dat hebben we twee weken geleden
gedaan. Op een dinsdagmorgen.

We waren met negen deelnemers.

Lekker partijtje gespeeld.

Is nog best lastig, wandelen met de bal aan je voet.

Geregeld ging er iemand in de fout.

Liep te hard.

Gelukkig hadden we ook negen scheidsrechters, dus dat kwam
steeds goed.

Sommigen van ons vielen spontaan om als ze te snel wilden
vrijlopen.

Gedachten omzetten in bewegingen is een proces dat bij onze
leeftijdsgroep ook langzaam gaat.

Geen fysiek contact was ook lastig. Voor sommigen erg
lastig.

Na een half uur was bij enkelen de pijp leeg.

Soms viel er iemand al om als hij zich wou omdraaien.

Iemand was de bril ineens kwijt.

We moesten allemaal erg zweten.

Het was hartstikke leuk.

We spraken af dat we de week erop weer zouden spelen.

Ik was een week later mooi op tijd. Drie anderen ook.

Een zei dat hij vandaag ging klussen. Die viel dus af.

Er kwam nog iemand bij, maar die wou niet meedoen, want hij
was net bij de fysiotherapeut geweest.

Er kwamen berichten uit de ziekenboeg, want die bleken we
al te hebben.

Een speler was de dag na het vorige potje naar de huisarts
gegaan met liesklachten en hij liep nu met een rollator.

Een andere speler was naar de specialist gegaan om betere
medicijnen te vragen.

Er was ook een speler die enkele dagen na het potje een
attaque heeft gehad. Paar dagen ziekenhuis, het ging nu redelijk goed.

We waren nog maar net begonnen en nu dit al. We hadden nog niet eens een lief- en leedcommissie opgericht.

Ik had het gelukkig goed doorstaan, dat eerste potje. Had
alleen twee dikke knieën, rugpijn, pijn in de bovenbenen, last van beide
achillespezen en ‘s nachts kramp in beide kuiten. Dat viel dus reuze mee
vergeleken met sommige anderen.

We besloten om die dinsdag geen partijtje te spelen.

Komende donderdag gaan we in de zaal spelen. Dan komen er nog veel
meer bij.

Wordt vast hartstikke leuk.

Het lijkt me wel handig om een arts en een fysiotherapeut
bij het slow walking voetbal te betrekken.
Mogen ze natuurlijk ook meespelen.



Parkeerautomaat

Hoofdstuk 9 Posted on zo, augustus 19, 2018 18:57

Moest mijn jongste dochter wegbrengen naar het ziekenhuis in Zutphen. Haar dochtertje was een nachtje opgenomen en haar vriend was ’s
nachts bij haar gebleven en onze dochter zou hem aflossen. ’s Middags gingen ze
al weer naar huis, maar daar gaat het niet om in dit verhaal.

Het is een mooi ziekenhuis in Zutphen. Ik parkeerde de auto
op de parkeerplaats onder het gebouw, we gingen met de lift naar de goede
afdeling, hadden het even gezellig met elkaar in het kamertje waar ze lag, want
het ging best wel weer goed met mijn kleindochter. Ik mocht al snel weer weg.

Ik nam de lift naar beneden, stapte uit en bevond mij op een
volslagen onbekende afdeling, waar absoluut geen uitgang te zien was en zeker
geen parkeergarage. Twee mensen in witte jassen spraken mij aan. Ik zei dat ik
de uitgang zocht. Zij namen mij bij de arm. Ik protesteerde, zei dat ze alleen
de weg maar moesten wijzen, maar dat hielp niets en met enige dwang van hun
kant kwam ik via de trap bij de uitgang en via een andere trap belandde ik bij de
parkeerplaatsen.

Ik moest betalen bij de parkeerautomaat. Ik zag niet waar ik
mijn parkeerkaartje in moest stoppen. Ik zag meerdere gleuven, maar daar paste
mijn parkeerkaartje niet in. Ik kreeg het warm. Zo’n automaat moet toch voor
een gewoon persoon, zoals ik mijzelf beschouw, geen geheimen hebben. Dat had
deze automaat wel. Achter mij vormde zich een rij. Ik kreeg het nog warmer,
keek om mij heen aan wie ik hulp kon vragen en toen wees de man achter mij op
de gleuf voor het kaartje. Die zat heel laag. Op kniehoogte. Dat was voor
rolstoelers. Dat wist ik niet. Toen moest ik betalen. Ik zag niet hoeveel ik
moest betalen en waar mijn betaalpas in moest. Ik zag wel een flikkerend lampje
waar je contactloos kon betalen. Dat had ik nog nooit gedaan, maar een keer
moet de eerste zijn. Ik zwaaide met mijn pasje langs het flikkerende lampje. Er
gebeurde niets. Verschillende mensen achter mij moesten hoesten. Radeloos zei
ik tegen de man achter mij dat ik geen idee had wat ik moest doen. Hij wees op
een schermpje dat onlogisch wat opzij zat, wees waarin ik mijn pas moest doen
en vroeg of ik mijn code wel kende. Die kende ik wel, ik betaalde vlot, nam het
parkeerkaartje mee en reed naar huis. Voelde me een beetje oud.

Mijn M. lag in het ziekenhuis in Zwolle. Ingewikkelde
operatie, na vijf dagen weer thuis, het herstel gaat redelijk, langzaam maar
gestaag. Het prachtige ziekenhuis in Zwolle heeft een grote parkeerplaats.
Voordat je vertrekt, moet je het parkeerkaartje betalen bij de parkeerautomaat.

De eerste keer dat ik moest betalen, dacht ik dat ik eerst
maar beter even kon kijken naar hoe anderen dat deden. Het leek me eenvoudig,
een stuk gemakkelijker dan in Zutphen. Ik deed de parkeerkaart in de goede
gleuf en mijn betaalpas ook. Op het scherm vroeg de automaat om mijn
betaalkaart. Die zat er al in. Ik haalde hem er uit en deed hem opnieuw erin.
Hij vroeg weer om de kaart. Uit gehaald en ingedaan. Hielp niet. Mijn
parkeerkaart was opgeslokt, hij herkende mijn betaalpas niet en ik kreeg het
heel warm. Andere pas geprobeerd. Hielp niet. Ik heb nog een pas, die wou ook
niet. K%#^&@automaat. Ineens kwam mijn parkeerkaart terug. De automaat
spuwde hem uit. Ik ging naar de automaat ernaast. Het ging heel goed! Piece of
cake! Ik had gewoon de verkeerde automaat!

De volgende dag was oudste dochter ook op bezoek bij M. Na
bezoekuur liepen wij naar de parkeerbetaalautomaat. Eerst zij, dat ging vlot.
Daarna ik. K*^&%$@automaat. Weer niks. Dochter zei dat zij wel zou betalen.
Haar pas weigerde ook. Uiteindelijk bleek zij net genoeg muntjes te hebben,
zodat ik met betaalde parkeerkaart kon vertrekken. Voelde mij heel oud.

De volgende dag was ik op mijn hoede. Moest nu in mijn
eentje betalen, en dat lukte! Ik had de goede automaat te pakken, piece of
cake, zo gemakkelijk, ik zong een beetje zo blij was ik. Naar de auto gegaan,
spullen geordend (portemonnee opruimen, zonnebril opzetten, open dak open
maken, airco aanzetten) en karren maar. Bij de slagboom wou ik mijn
parkeerkaartje pakken. Weg

&%^*(#@%$.

Nergens te vinden. Kwijt. Achteruit gereden, terug naar
parkeerplek, overal in auto gezocht, op de grond gezocht, nergens te vinden.
Naar de parkeeringang gereden, laatste stukje gelopen en geprobeerd een nieuw
parkeerkaartje te scoren. Dat lukt niet zonder auto.

*^&%$%@#.

Terug naar auto, naar de ingang van het ziekenhuis gereden,
naar de centrale balie gelopen en mijn probleem uitgelegd. Lieve dames. Ze
begrepen mij. Ik kreeg een gratis uitrijkaart. Die deed ik in mijn mond en
klemde hem stevig tussen mijn tanden.

Wegrijden was toen een peulenschilletje.

Ik ben in het diepst van mijn gedachten een fietser.



Volvo

Hoofdstuk 9 Posted on wo, mei 30, 2018 19:40

Het was een goede reden.
M. zat niet lekker in de auto, rugtechnisch gezien, en om haar tegemoet te komen, zou ik de Volvo V70 inruilen.
Ik heb niet veel reden nodig om een nieuwe auto te kopen.
Echter.
Dat was niet zo gemakkelijk.
Ik hecht aan deze auto.
Heel fijne auto, rijdt lekker, zit goed (voor mij) en heeft het al zes jaren uitstekend gedaan.
Nog nooit zo lang een auto gehad.
Maar goed.
Wij op zoek.
Na ampele afwegingen kwamen wij op het type XC60 van Volvo.
Hoge zit, mooie auto.
Er was wel enige discussie over het merk, maar ik ben beperkt in het kiezen van een andere auto.
Zit in mijn genen.
Volvo dus.
Wij hebben het systematisch aangepakt.
Dat is belangrijk.
We hebben eerst bij de dealer in Emmen gekeken.
Die had wel een mooie staan, maar die vonden wij te duur.
We zijn naar vijf andere garages gegaan.
Overal hadden ze mooie Volvo’s XC60 staan.
Bijna alle auto’s bleken geïmporteerd te zijn.
Ook de auto’s die bij een dealer staan.
Zo gaat dat dus.
We hebben een top van zeven kandidaten gemaakt.
Voor- en nadelen op de rij gezet.
Punten gegeven.
Er kwam een top-2 uit.
Op naar Zwolle.
Die gingen wij kopen.
Ter plekke bleken niet alle voorzieningen op de auto te zitten die waren toegezegd.
Dan word ik kriegel.
We zijn dus weggegaan zonder hun auto.
In onze auto overlegd.
Even naar McDonald’s geweest.
Kun je goed overleggen.
Op naar Emmen.
Keihard onderhandeld.
Dat kunnen wij.
Denken we.
We hebben de auto gekocht die we als eerste zagen.
We zijn hartstikke tevreden.
Prachtige auto.
Leeftijdsbestendig.
Grijs. Automaat. Open dak. Achteruitrijcamera. Trekhaak. Hoge instap.
Elektrische stoelen. Leer, verwarmd.
Verstelbare lendensteun.
Wist niet eens waar lenden zaten, maar voel het nu wel.
Heel veel knoppen die we niet kennen.
Vandaag de V70 ingeruild.
Deed best wat pijn. Nou ja, was lastig, zeg maar. Na zes jaar.
Nu blij met XC60.
Moet er minstens acht jaar mee doen volgens M.
Gaat lukken.
Nu nog een zinnetje verzinnen om de letters in het kenteken te onthouden.
KJ-259-P
De eerste ingeving onthoud ik meestal het beste.
Was geen nette volgens M.
K*t Jan, Politie.
Kan beter.
Suggesties zijn welkom.



tante Pietje

Hoofdstuk 9 Posted on za, mei 12, 2018 19:27

Tante Pietje is overleden. Ze is getrouwd geweest met een broer van mijn vader. Het is een mooie leeftijd, 88 jaar, maar je wilt niet dat zo’n fijne tante overlijdt. Vorige week waren we nog bij haar in het ziekenhuis. Ze was goed te spreken, al had ze het soms zichtbaar wat benauwd. Wij verwachtten dat ze zou herstellen en weer naar haar huis zou gaan.
Nu moeten we het doen met heel veel fijne herinneringen aan haar.
Ze had een geheugen als een olifant. In haar vele verhalen, die soms wel eens voor een tweede of derde keer verteld werden, waren de feiten altijd exact hetzelfde. Data, plekken en gebeurtenissen onthield ze zeer goed.

Ze was kwetsbaar, had een grote hekel aan ruzie en was heel positief ingesteld. Er waren veel redenen voor haar om boos of verdrietig te zijn, maar altijd zette ze zich daar over heen. Als jong kind werd ze vanuit het gebombardeerde Rotterdam naar Hijken gestuurd met de trein, ze moet zich geweldig alleen gevoeld hebben. Ze kwam bij voor haar wildvreemde mensen te wonen. Ze heeft haar jongste zoon verloren bij een verkeersongeval. Haar zoon J. bleek, net als haar man, doof. Haar kleinzoon D., zoon van J., overleed na anderhalf jaar. Haar kleinzoon R., ook zoon van J., overleed op 28-jarige leeftijd. Haar man overleed vlak voor haar kleinzoon.
Het contact met haar dochter J. is jarenlang slecht geweest en daar heeft ze veel last van gehad. Ondanks al deze tegenslagen bleef ze positief. In onze gesprekken kwamen al deze gebeurtenissen met regelmaat langs. Maar altijd wist ze er een positieve draai aan te geven. Ze probeerde niet te oordelen, maar mensen in hun waarde te laten. Ze vertelde altijd een positief verhaal over mijn ouders, vooral over mijn moeder. Dat was fijn om te horen. Ze kon ook smakelijk vertellen over de lol die ze maakte met haar zussen, met haar zwagers en schoonzussen, het respect dat ze had voor haar schoonmoeder die echt niet de gemakkelijkste was, het fijne contact dat ze met haar schoonvader had, de mooie verhalen over haar ouders die bij het Leger des Heils zaten. We proberen ze te onthouden, die mooie verhalen, over de oorlogstijd, over op de fiets naar Rotterdam gaan, over het helpen van haar zoon J., over het vangen van het konijn van de buren omdat J. dat beestje de vrijheid gunde.
Ze was altijd geïnteresseerd in ons, kende onze kinderen en kleinkind bij naam, vroeg altijd naar hun, stuurde trouw een kaartje als we jarig waren, breide een paar babysokjes voor onze kleinzoon, was altijd dankbaar als M. een bloemetje voor haar meebracht en beschouwde M. ook als “Mien wicht”.
Er komen geen verhalen meer, de gebeurtenissen uit het verleden moeten nu in ons geheugen blijven en we kunnen niet meer op het geheugen van Tante Pietje leunen.
Het was altijd fijn om bij haar te zijn.
Tante Pietje was een schat van een mens en wij hebben alleen maar mooie herinneringen aan haar.
Wij zijn blij dat tante Pietje onze tante was.



Stembureau

Hoofdstuk 9 Posted on do, maart 22, 2018 15:48

Gisteren mocht ik de hele dag op het stembureau zijn. Ik was er lid
van geworden en geslaagd voor het stembureaulidexamen.

Om zeven uur ’s morgens moest ik aanwezig zijn en met de andere
stembureauleden en met ondersteuning van enkele ambtenaren maakten wij het
stemlokaal klaar en om half acht ging het stembureau open.

Er waren steeds vier leden van het stembureau aanwezig, terwijl drie
noodzakelijk waren. Daarom konden wij bij toerbeurt even weg. Ik mocht van elf
tot twaalf uur naar huis om de honden uit te laten.

Het was gezellig tussen de leden van het stembureau onderling en met
de kiezers. Er kwamen op deze verkiezingsdag ruim duizend mensen hun stem uitbrengen
in ons stembureau. Dat is veel.

Bijna vijfhonderd mensen kwamen niet. Daar zal een reden voor
geweest zijn.

Onze taken als lid van het stembureau waren helder. We moesten de
stempassen controleren en innemen, het legitimatiebewijs checken, stembiljetten
voor de verkiezing van de gemeenteraad en voor het referendum uitdelen en goed
opletten dat de stembiljetten in de goede stembus gedaan werden. Verder moesten
wij zorgen voor rust in het stemlokaal. En we moesten ’s avonds de stemmen
handmatig tellen. En de wet naleven. En eerlijk zijn.

Het was mooi om te zien hoeveel mensen hun stemrecht benutten.

Gelukkig waren er ook jongeren, waarbij sommigen het een hele eer
vonden om voor het eerst te mogen stemmen. Er waren niet veel jongeren.

Er kwamen veel ouderen. Er waren mensen die al ruim negentig jaar
waren en die met de rollator binnenkwamen, moeizaam liepen en die stemden.

“Dat hoort zo,” hoorde ik meerdere keren zeggen.

Een ouder echtpaar, ver in de tachtig jaar, had het
legitimatiebewijs van mevrouw niet bij zich. Ze liepen heel moeizaam en waren
blij dat ze zich aan de tafel waar ik achter zat, konden vastklampen. De man
kon wel stemmen, want hij had zijn spullen wel in orde, maar de vrouw niet. Alle
pasjes had mevrouw uit haar portemonnee gehaald, maar de goede zat er niet
tussen. Ze had meer dan twaalf pasjes bij zich, die ze keurig over de tafel
uitspreidde, maar tussen de bankpasjes, de pasjes voor airmiles en winkels, het
pasje van de zorgverzekeraar en dat van de begrafenisonderneming zat het
legitimatiebewijs niet.

“Geeft niets,” zei de mevrouw, ”we gaan naar huis om de goede pas op
te halen!”

Nadat alle pasjes weer op de goede plek in de portemonnee waren
gedaan, gingen ze.

“Bewaart u de stempassen maar,” zei mevrouw.

Arm in arm, langzaam lopend, schuifelden ze naar buiten.

Een half uur later kwamen ze enthousiast zwaaiend binnen.

“Ik heb hem!” riep mevrouw, en stralend kwam ze haar
legitimatiebewijs laten zien.

Ze heeft gestemd. En ze heeft heel veel respect verdiend. Zo kun je
dus met je stemrecht omgaan.

Na negen uur hebben we de stemmen geteld.

Handmatig.

Dat voelde primitief aan.

Het moet toch mogelijk zijn om stemcomputers te gebruiken.
Desnoods standalone computers als men te bang is voor hackers.

Na elf uur waren wij klaar.

Mochten wij naar huis.

Het was mooi om deel uit te maken van de mogelijkheid om onze
stem te laten horen.

Vooral fijn was het om te zien hoe zorgvuldig mensen ermee
kunnen omgaan.

Daar kunnen velen wat van leren.



Blaffen

Hoofdstuk 9 Posted on ma, januari 29, 2018 11:44

Wekelijks passen wij op.

Op onze kleinzoon.

Dat vinden wij een feestje.

Als we er zijn vinden wij het een feestje.

Het opstaan is even een puntje.

We staan namelijk al om kwart over vijf op.

Onze normale tijd is half negen.

Dat is leeftijd gerelateerd.

Maar een keer in de week vroeg op moet kunnen.

Wij moeten er voor acht uur zijn.

Dan nemen wij alle plichten, verantwoordelijkheden en
genoegens over.

Kleinzoon is nu anderhalf.

Wij zien zijn ontwikkeling wekelijks vooruitgaan.

Op onze leeftijd zien wij nog meer dan toen wij jong waren.

Wij spelen met hem, lezen voor, eten samen en knuffelen.

Hij heeft soms wat huiduitslag.

Komt van teveel knuffels, denken wij.

Eind ochtend gaat hij een poosje slapen.

Wij ook, samen hangen op de bank.

Hangouderen.

Na een poosje worden kleinzoon en wij wakker en gaat het
feestje door.

Eten, spelen, naar buiten, voorlezen, bouwen.

Afgelopen week moesten we vaak zijn neus schoonmaken.

Beetje verkouden of zo.

Eind van de dag plichten, verantwoordelijkheden en genoegens
weer overgedragen aan dochter.

Thuis gekomen bleken we toch wat meegenomen te hebben.

Dat merkten we twee dagen later.

M. begon te hoesten en had last van haar keel.

Dag later #metoo.

Extra hoestdrank ingekocht en zakdoeken en neusspray.

We blaffen wat af samen.

Onze honden doen met ons mee.

Maar die blaffen altijd al.

Deze week hoeven we niet op te passen.

Kunnen we lekker uit blaffen.

Volgende week weer.

Kijken wat we dan kunnen meenemen.



Andersson

Hoofdstuk 9 Posted on za, december 23, 2017 13:03

Onze jongste hond heet Andersson. Hij is een kruising.
Moeder is een kruising Ierse setter en Schotse collie, vader is een rood-witte
Ierse setter. Andersson is dus van alles wat.

Hij is nu twee jaar oud en kan geweldig hard rennen. Hij
luistert uitstekend, is heel attent en waaks. Hij is snel geïmponeerd en vindt
het heel erg vervelend als ik boos ben op hem. Mijn stem verheffen maakt al dat
hij zich terugtrekt. Hij geeft geen kik als hij iets wil. Nilsson blaft als hij
naar binnen wil, Andersson niet. Hij heeft al eens een tijd alleen in de garage
gezeten en ook toen blafte hij niet. Dat zou Nilsson niet overkomen.

Iedere morgen loop ik met beide honden een half uur in het
weiland tegenover ons huis. Ze moeten de eerste 100 meter aan de lijn, want we
moeten de weg oversteken en daarna mogen ze los. Nilsson blijft bij mij in de
buurt, Andersson zwerft op topsnelheid over de weilanden. Iedere middag
gaan wij samen naar het bos. ’s Avonds na het eten gaat alleen Andersson met
mij mee naar buiten het weiland in, Nilsson heeft daar geen zin meer in.

In een deel van het weiland staan nu schapen. Ongeveer 50
stuks. Een stroomdraadje zorgt ervoor dat ze in het weiland blijven.

De eerste keer dat Andersson met schapen is geconfronteerd,
heb ik hem aan de lijn gedaan en even laten snuffelen aan het draad. Hij kreeg
een stroomstootje en vanaf dat moment kwam hij niet in de buurt van het draad.
Om onze tuin hebben wij ook een draadje gespannen en daar gaat Andersson
absoluut niet overheen. Nilsson ook niet, maar die weet al heel lang dat je uit
de buurt van draadjes moet blijven. Er staat trouwens geen stroom op het
draadje rondom onze tuin. Ik denk dat de honden dat niet weten.

Dinsdagavond liepen Andersson en ik ’s avonds na het eten in
het weiland. Het was stikdonker, het miezerde licht en er hingen lage wolken.
Kortom, ik kon nog geen twee meter voor me uit kijken. Andersson maakte het
niet uit, hij draafde volop over de vlakte. Ik hoorde hem even janken, heel
kort, maar dat gebeurt wel vaker . Ook hij ziet natuurlijk niet alles in het
donker. Ik hield mijn pad goed in de gaten en nam mij voor om in het vervolg
een zaklantaarn mee te nemen. Bij mijn wandeling moet ik naast een sloot lopen,
aan mijn linkerhand, en ik kon de sloot niet goed zien, zo beperkt was het
zicht. Ik lette goed op maar na een tijd lopen zag ik ineens rechts van mij een
sloot. Dat was niet goed. Ik had het weiland overgestoken en was behoorlijk uit
koers geraakt. Ik volgde de sloot nu aan de rechterkant, kwam aan het eind van
het weiland bij een stroompje en vond het goede pad terug. Ik had Andersson al
een tijd niet meer gezien en gehoord en floot hem. Geen reactie. Dat was
vreemd, want hij komt altijd als ik fluit.

Ik bleef fluiten, onderwijl mijn pad goed in de gaten
houdend. Toen ik bij de weg terug kwam en bij het punt was waar Andersson altijd
aan de riem moet, was hij nergens te bekennen. Ik maakte me nu ernstige zorgen.
Zou hij in een val terecht zijn gekomen? Was hij met zijn halsband in een
houtwal ergens achter blijven hangen?

Ik liep snel naar huis, waarschuwde M., nam mijn telefoon mee
en een goede zaklantaarn. Ik liep het weiland weer in, onderwijl fluitend en
roepend, maar geen enkele reactie. Ik liep naar de houtwal die een paar honderd
meter verder lag. Aan beide kanten liep ik er langs, fluitend, roepend, maar
niks geen Andersson. Ik sprong over een paar sloten, kwam languit in de modder
terecht en werd steeds meer bezorgd. Ik liep langs de sloot naar het stroompje
om te kijken of hij daar misschien was, maar nada. Ik ging langs het
schapenweiland en zag de schapen liggen in het licht van de zaklantaarn. De
ogen lichtten op. Ze lagen en stonden bij elkaar. Ineens zag ik achter in het
weiland twee ogen oplichten. Dat was bijzonder, want de schapen zijn altijd
bij elkaar. Dichterbij gekomen zag ik hem zitten: onze Andersson. Hij was waarschijnlijk in
het donker per ongeluk in het weiland terecht gekomen en durfde er niet meer
uit. Dat was natuurlijk de jank geweest die ik hoorde. Hij zal het stroomdraad aangeraakt hebben en heel erg geschrokken zijn. Heel bijzonder dat hij niet teruggekomen was, want hij springt met gemak een meter hoog, maar de
afrastering van 40 centimeter met de stroomdraad was voor hem onoverkoombaar. De angst voor een schokje was te groot. Ik belde M. dat ik hem gevonden had, liep het weiland in om Andersson eruit te
halen en tilde hem over de draad. Hij was heel erg opgelucht dat hij eruit was. Hij duwde zich tegen mij aan en bleef maar kwispelen. Hij liep op de terugtocht vlak naast mij. Thuis heb ik hem goed afgedroogd, want hij was kletsnat geworden. Binnen werden Nilsson en M. uitvoerig door hem gegroet. Hij wou graag bij M. op schoot.

Deze avondwandeling had anderhalf uur geduurd.

Ik neem nu altijd een zaklantaarn mee.

En een telefoon. Dat moet van M. Dat doe ik, als ik er aan
denk.

En een weggeraakte hond zal ik eerst tussen de schapen zoeken.



Verjaardag

Hoofdstuk 9 Posted on ma, november 20, 2017 20:03

Vandaag gingen we op verjaardagsvisite in Voorschoten.

Dat doen wij niet zo vaak.

Alleen hoogtijverjaardagen.

Vandaag was zo’n dag.

Schoonzus werd 60 jaar.

Dat is heel wat.

Ze ziet er een stuk jonger uit.

Ik wil goede maatjes blijven.

Als verrassing gingen wij op bezoek.

Om tien uur weg, we zouden er om twaalf uur zijn.

M. had mooie lamp laten figuurzagen.

Honden mee.

Het regende nogal straf.

De navigator wees ons de weg goed.

Bij Amsterdam raakte hij de weg kwijt.

Op de A1.

Hij, de navigator, dacht dat we in een weiland reden.

Was niet zo.

M. nam fluks de kaart erbij en loodste ons via de A9 naar de
A4.

Er zat ook nog een stukje A10 tussen.

Navigator herkende ineens de weg weer.

Vond dat we van de weg af moesten.

Deden we natuurlijk niet.

We zijn niet gek.

We reden gewoon door.

Richting Zaanstad.

Dat was verkeerd.

We moesten ineens afslaan.

Reden plotseling op de busbaan tussen twee bussen.

Was een beetje apart.

Kwamen vlakbij het Olympisch Stadion in Amsterdam.

Was mooi, maar niet de bedoeling.

Reden een klein stukje tegen het verkeer in, namen wat
vlotte bochten en ineens zaten we goed.

We hadden geen idee wat we goed deden.

Amsterdam is te groot voor ons.

Drie kwartier te laat kwamen we aan.

Was heel verrassend voor schoonzus.

Leuk om er een poosje te zijn.

Gezellig.

Toen moesten we terug.

M. nam de kaart voor zich en duldde geen tegenspraak meer
van de navigator.

Mooie tocht gemaakt langs De Lammebrug, Zwammerdam en Bodegraven en nog veel
meer.

Kwamen uiteindelijk goed thuis.

Fijn dat het niet sneeuwde.

Het regende wel.

En het was heel druk op de weg.

Maar wel gezellig.

Althans het grootste deel in de auto.

Was een fijne verjaardagsvisite.



« VorigeVolgende »