Het moest op film worden vastgelegd. 

We waren op vakantie in de Verenigde Staten en na veel aandringen van mijn kant ging M. akkoord maar met voorwaarden. Die zijn dus na te kijken. Zo beloof ik o.a. dat ik met de nieuwe pup op cursus zal gaan. Dat was het belangrijkste.

We hadden een nest Engelse setters gezien. En ik wou heel graag een pup. Leuk voor onze Sproet die nu al een aantal jaren alleen was. Het leek verstandig om een reu te nemen. Een reu en een teef gaat altijd goed, zo was onze ervaring.

In die zomervakantie van 2007 in Zweden verzonnen wij zijn naam. Wij speelden verschillende spelletjes en uiteindelijk was er een winnaar die de naam mocht bepalen. Ik won. Het werd Nilsson.

De keuze in het nest was lastig. We kozen voor een stevige pup, die goed met de andere hondjes overweg kon. 

Thuis vond Sproet het even wennen met Nilsson, maar onze pup was volhardend in het willen spelen en al gauw accepteerde Sproet hem.

Hij groeide goed, was een vrolijke pup, nieuwsgierig en bleef goed bij ons als we in het bos waren. Ook met de katten ging Nilsson goed om. Hij schatte goed in tot hoever hij kon gaan en wanneer hij klappen kon verwachten.

Hij was aanhankelijk, lief, soms ondeugend en leerde slechts enkele begrippen. Hij wist wanneer hij zijn eten kreeg en bij het eten had hij een bijzondere gewoonte ontwikkeld. Hij pakte met zijn voortanden een klein stukje voedsel, nam het mee naar de kamer en legde het daar neer. Hij keek er even naar, nam een voorzichtig hapje en liep vervolgens naar zijn bak om de rest op te eten. Als hij een lekker hapje, zoals kaas of worst, kreeg, deed hij hetzelfde. Eerst meenemen, neerleggen en dan pas opeten.

Hij speelde veel met Sproet, al ontwikkelde zich in de loop der tijd bij hem een diep verlangen naar een mogelijke loopsheid bij haar. Hij oefende graag droog op haar en dat liet zij soms toe, maar vaker niet. Hij kwijlde geregeld en dat liep dan in lange slierten uit zijn bek. Hij rook graag aan het achterwerk van vrouwen en dat konden wij hem niet afleren. De beloofde cursus is er nooit van gekomen. Als ik riep kwam hij. Of niet. Ik had hem aangeleerd in het veld om bij mij te komen als ik beide armen in de lucht deed. Dat begreep hij goed en hij kwam dan altijd direct. Nou ja, meestal dan. De gebaren met beide armen kwamen goed van pas omdat Nilsson op latere leeftijd behoorlijk doof werd. Alleen hoge tonen nam hij nog waar.

Hij maakte geen ruzie met andere honden. Hij is wel een paar keer door andere honden aangevallen. Hij probeerde zich dan wel te verdedigen, maar bij het vechten was hij vooral goed in het maken van geluiden en niet in het bijten, want dat deed hij niet. 

Na het overlijden van Sproet was hij vier jaar alleen, al voelde hij zich waarschijnlijk niet zo. De katten sliepen bij hem in de mand en hij klom heel graag bij mij op schoot.

Toen namen wij een hondje erbij. Nilsson accepteerde de komst van Andersson, een kruising tussen een Ierse setter en een Schotse collie, dus echt anders dan een rasechte setter,  goed. Dat was de eerste keer dat wij twee honden van hetzelfde geslacht hadden. Ook Andersson was geen dominante hond en ze konden uitstekend met elkaar opschieten. Het was duidelijk dat de senioriteit van Nilsson niet te betwisten viel. Ze sliepen samen, hadden nooit ruzie en Nilsson wachtte buiten altijd op Andersson, die zeker in zijn jonge jaren graag wat later terug kwam dan de bedoeling was. 

Nilsson at altijd goed en was gek op kip. Als ik kippensoep maakte, was hij altijd dicht bij mij, want hij wist dat hij dan de velletjes en dergelijke kreeg.

We hebben een paar jaar een cabrio gehad. Een Saab. Nilsson was dol op het rijden in deze auto. Als ik de Saab uit de berging haalde, ging hij bij de auto liggen en zo gauw het portier openging, wurmde hij zich op de achterbank. Het liefst lag hij dan op zijn rug, alle poten in de lucht, de wind over zijn lijf en hij genoot zichtbaar.

Autorijden kon hij goed. Op de lange ritten in de vakantie lag hij rustig te slapen. Heel bijzonder was altijd dat hij na zo’n lange rit toch ineens overeind kwam als wij in de buurt van Dalen kwamen. 

In december at hij zijn bak ineens niet leeg. Soms wou hij ‘s morgens geen plakje kaas. Hij sloeg vaak de avondboterham over. Als hij zo slecht at, gaf ik hem wat extra’s waarvan ik zeker wist dat hij het lekker vond. Stukje gebakken kip. Gekookte kip. Extra worst. M. kocht al zijn favoriete eten om hem maar aan het eten te krijgen. Lang ging dat goed, maar steeds vaker wou hij zelfs deze lekkernijen niet meer hebben. Hij vermagerde zichtbaar. Hij wou ‘s avonds niet meer mee naar buiten. In februari wou hij ook ‘s morgens niet meer mee. Een beetje in de tuin scharrelen en daar deed hij dan zijn behoefte. Naar het bos ‘s middags wou hij wel, al ging het wandeltempo wel een stuk achteruit.  Maar langzaam lopend was het nog steeds leuk om samen in het bos te wandelen. Hij bleef geïnteresseerd in fijne luchtjes in het bos en wandelde in rustig tempo mee.

In maart ging hij nog verder achteruit. Eten deed hij eigenlijk niet meer, slechts af en toe nog een klein stukje kip of worst. Hij wou wel nog steeds iedere avond hij mij op schoot en dat mocht hij natuurlijk.

Op 19 maart hebben wij afscheid moeten nemen van onze lieve Nilsson. 

Hij ligt in onze tuin, de plek gemarkeerd door Zwitserse stenen.

Ik mis hem iedere dag.