• Waar zit jij?
  • Rechts van je. Even wachten. Als het beweegt, probeer ik naar je toe te rollen.
  • Zie je mij dan wel?
  • Ik ruik je.
  • Dank. Dat ben ik niet…
  • Wacht, er komt beweging….Zie je me nu?
  • Ja, je komt net over het bultje heen.
  • Hoe ben jij hier gekomen?
  • Vochtigheid. Zweet denk ik. Dan plakt het.
  • Ik ben hier verzeild na het zwemmen. Handdoek was niet uitgeklopt denk ik.
  • Waar gaan we naar toe?
  • Geen idee. Het schuurt wel een beetje. Wel gelijkmatige beweging.
  • Ook wel benauwd! Met dit weer hier zitten! Zijn er nog meer van ons?
  • Moet haast wel. Maar niet op dit plekje.
  • Hoe komen we ooit terug?
  • Via het water denk ik. Was de vorige keer ook zo. Is dit jouw eerste keer?
  • Ik heb wel korte tripjes gedaan, maar nooit zo lang.
  • Kun jij licht zien?
  • Nee, het is hier hartstikke donker. Ik voel wel een soort haartjes.
  • Wacht, de beweging wordt anders.
  • Er is ineens meer ruimte.
  • Kijk, nu is er licht!
  • Ik hoor water!
  • Ik voel water.
  • Daar gaan we! Dag zandkorrel.
  • Dag zandkorrel. Tot op het strand!