Koekjes bakken was haar grootste hobby. Dat kon ze heel goed, vond
ze zelf. Ze kon vooral goed zandkoekjes maken.
Anderen aten ook graag haar koekjes. Op de vraag wat ze later wou
worden, antwoordde ze altijd koekenbakker!
En dat werd ze.
Eerst ging ze bij een befaamde koekenbakker in de leer en later
begon ze voor zichzelf.
Ze vervolmaakte de zandkoekjes en ze verkocht er vele. Ze moest
mensen in dienst nemen om aan de vraag naar zandkoekjes te kunnen voldoen.
Op een dag opende ze een tweede koekjeswinkel in een naburig dorp.
Ze zette er een van haar werknemers in en die maakte daar heerlijke
stroopwafels. Dat kon hij namelijk erg goed. Iedereen in het dorp hield van zijn
stroopwafels.
De derde koekjeswinkel werd geopend in een volgend dorp. Hier kwam
haar oudste medewerkster te werken en die kon geweldig lekkere spritsen maken.
Heel het dorp genoot van de spritsen en weer werd deze winkel een succes.
Omdat het dorp groot was, kon er nog wel een winkel bij.
Haar jongste hulp kwam hier te werken en hij maakte heerlijke
bokkenpootjes. Wederom een succes.
Al deze winkels moesten extra personeelsleden in dienst nemen om aan
de vraag naar de heerlijke koeken te voldoen.
De koekenbakker had nu meerdere winkels, veel personeel en ze vond
dat ze nu beleid moest gaan maken.
Ze volgde een cursus management, keek bij andere managers in de
keuken en ging toen managen.
De leiders van de winkels werden managers genoemd, de koekenbakkers
werden personeel en zij werd zelf de algemeen directeur.
Ze ging plannen schrijven die goed zouden zijn voor de managers en
het personeel. Ze had geleerd dat iedereen fris moest blijven en dat het werk
uitdagend moest zijn.
Niemand mocht vastroesten in oude gewoonten.
Ze wisselde de managers van winkel. De specialist stroopwafels ging
nu zandkoekjes managen, de zandkoekjes werden in het vervolg gemanaged door de
specialist spritsen, de spritsenwinkel werd geleid door de bokkenpotenexpert en
deze leidde nu de stroopwafelzaak. Als je het strak regelt en organiek goed voor elkaar hebt, klopt het precies. Ze kregen dus allemaal een nieuwe uitdaging. En
ze gaven geweldig leiding aan hun nieuwe winkel, want een koekje is ten slotte
toch een koekje en het maakt niet uit waar of hoe je dat maakt. Gelukkig kenden
de werknemers, de gewone koekenbakkers zeg maar, de verschillende bijzondere recepten
goed en merkten de klanten niet veel van de nieuwe leidinggevenden. Niet alle
leidinggevenden voelden zich gelukkig met hun nieuwe winkel. Ze hadden zoveel
plezier gehad in hun eigen specialiteit en de binding met het nieuwe koekje was
matig. Maar, zoals het managementstatuut, dat de algemeen directeur
koekenbakken had overgeschreven van een andere instelling, voorschreef was dit
wel een mentale uitdaging en het hield de mensen scherp en fris.
Het hele personeelsbeleid moest nu ook op de schop, zei de
opperkoekenbakker.
Als je te lang hetzelfde koekje bakt, heb je echt een nieuwe
uitdaging nodig.
De nieuwe regel werd nu dat als je meerdere jaren op dezelfde plek
had gewerkt, je naar een andere winkel moest en een ander koekje moest gaan
maken.
De protesten waren hevig, want ze hadden heel veel plezier in het bakken van hun eigen koekje en ze hadden leuke collega’s waar ze graag mee samenwerkten. Slechts enkele koekenbakkers vonden het een geweldige
uitdaging om een nieuw koekje te proberen.
Het hele personeel kwam desondanks in een carrousel terecht en in alle winkels
werden nieuwe koekenbakkers geplaatst.
Het bakken van de nieuwe koeken verliep met enige problemen. Volgens
de algemeen directeur koekenbakken waren dat aanloopproblemen die door de
managers van de winkels zo spoedig mogelijk getackeld zouden worden.
De winkels verkochten minder koekjes en na enige tijd liepen de
verkopen nog verder terug. Een klantentevredenheidsonderzoek leerde dat de
koekjes niet meer zo lekker werden gevonden. Vroeger waren ze veel beter, was
een veel gehoorde opmerking.
Volgens de grote koekenbakker was dat jeugdsentiment en zou het
slechts een kwestie van wennen zijn. De mensen moesten openstaan voor
veranderingen.
Dat bleek niet het geval. De koekjes werden bijna niet meer gekocht.
De omzet liep hard terug. Het ziekteverzuim onder de koekenbakkers
werd schrikbarend hoog.
De algemeen directeur greep in.
Ze vond dat er teveel managers waren en ontsloeg de helft.
Iedere manager had nu twee winkels te runnen en dat kon prima.
Dacht ze.
Toen de resultaten nog minder werden, halveerde ze weer de managers
en het aantal koekenbakkers. De personeelskosten vormden een te hoge post op de
jaarlijkse begroting. Ze had nu een manager voor alle winkels en in iedere
winkel een koekenbakker die koekjes maakte.
Maar er werden niet meer koekjes verkocht.
Veel gehoorde klachten waren dat de koekenbakker geen band had met
het koekje dat gemaakt werd en dat de manager er nooit was.
Het verhaal eindigde triest.
Alle winkels moesten dicht, de laatste koekenbakkers vertrokken en
de algemeen directeur koekenbakken bleef eenzaam en berooid achter.
Ze dacht aan vroeger, aan hoe het allemaal begonnen was.
Aan wanneer het was misgegaan.
Dat viel niet mee voor een algemeen directeur.
Zelfreflectie.
Zeker niet voor een algemeen manager koekenbakken.
Misschien moest ze maar eens informeren hoe het in het onderwijs was
geregeld.
Daar werd de transitie naar een dynamische organisatie gemakkelijk
gemaakt.
Ook dacht ze veel aan haar eerste koekjes.
Zandkoekjes.
Daar was ze goed in.
Dat vond ze erg leuk.