Het leek me machtig mooi om op een boerderij te wonen.
Nu hebben we er een.
Een verbouwde boerderij.
Er zit meer werk aan een boerderij vast dan menigeen denkt.
De kleine dieren vergen minder inspanning.
We hebben kippen.
In deze tijd leggen ze niet veel, maar dat wordt straks wel
beter.
De hond bewaakt ons erf.
Althans, dat zou hij kunnen doen.
De katten zorgen dat we muis- en ratvrij blijven.
M. heeft een voederplaats ingericht voor de vogeltjes.
Ik wil de taferelen die daar soms plaatsvinden niet
beschrijven.
De grond moet natuurlijk bewerkt worden.
M. is altijd al gek geweest op varkens.
Ik ben meer van de koeien.
Als de koeien op stal stonden, kon ik daar heerlijk bij
zitten.
De geluiden, de luchten.
M. benadert het boerenwerk professioneel.
Ze rooit bomen waar nodig, ruimt stenen op en creëert zo
ruimte voor bouwland.
Of weiland.
Ze raapt eieren, bakt brood, oogst de mais en het graan.
Ze maakt zelf veevoer.
Ze verkoopt aan iedereen die maar wat wil hebben.
Voor transport wordt gezorgd.
Ze onderhoudt goede relaties met andere boeren.
Dit doet ze geheel zelfstandig.
Ik mag alleen meekijken wat ze doet of gedaan heeft.
M. speelt Hay Day.
Ik moet er ook aan geloven.
Ben niet zo goed in spellen.
Je moet je altijd aan de regels houden.
Dat vind ik lastig.
Regels zijn bedoeld om een spel in banen te leiden.
Niet om mij te belemmeren.
M. boert dus veel beter dan ik.
Op het beeldscherm.
Geen kunst.