Dit weekend hebben wij familieweekend. De familie van M. gaat dan een heel weekend samen in een groot huis. Het zijn 5 broers en zussen, allen getrouwd, allen kinderen. Totaal 27 personen.
We gaan naar Ratum. In de jaren ’70 gingen de ouders van M. daar op vakantie in een klein boerderijtje. Toen alle kinderen van het gezin waren uitgevlogen, was de behoefte aanwezig om samen op vakantie te gaan. Dat hebben we begin jaren ’80 een keer een week gedaan. Dat was leuk, maar 5 dagen te lang. Daarna zijn de familieweekends ingesteld.
Ze worden betaald door iedere maand een vast bedrag te sparen. Er worden geen verjaardagscadeautjes gegeven, dus het kost niets extra’s. We gaan trouwens weinig bij elkaar op verjaardagsvisite omdat we zo ver uit elkaar wonen.
Na vele omzwervingen door het land gaan we nu weer naar Ratum. Niet in dezelfde boerderij van de jaren ’70, maar in een vakantieboerderij er vlak bij.
We doen samen boodschappen (een aantal), koken (een aantal), spelletjes (een aantal), praten (velen). Wandelen, soms fietsen. Honden uitlaten (enkelen). Sommigen willen graag een lang weekend, bijv. met Pinksteren of Hemelvaart. Anderen willen een kort weekend.
Het is meestal gezellig. Wij maken thuis alvast enige afspraken (wat mag wel/niet gezegd worden en tegen wie wel/niet). Na het weekend evalueren we. Wat kon beter en wat viel niet zo goed. Afspraken en evaluaties zijn bijna iedere jaar hetzelfde.
Ik vind het altijd leuk om de familie te zien. Ik hoor bij de groep die een korte ontmoeting op prijs stelt. Volgens mij kan het ook best heel leuk zijn om dit op een middag te doen. Scheelt heel veel geld en krijgen we ook meer verjaardagsvisite. Maar ja, ik vorm een minderheid. Zeer kleine minderheid.