Nooit ging ik met het openbaar vervoer.
Heel vroeger had je dat niet en ik beschik sindsdien altijd over eigen mogelijkheden om me te verplaatsen.
Vaak word ik door anderen opgehaald en hoef ik helemaal niks te doen.
Soms regel ik zelf wat.
Ga ik met mijn boot.
Lekker op het water, liefst met een fijn briesje. Fris.
Fijn hoor.
Indien noodzakelijk ga ik met mijn eigen paard.
Vind ik ook heel fijn.
Haren wapperen in de wind, gezonde buitenlucht, goede inspanning.
Ik blijf er ook lenig bij.
Mooi hoor.
Nu is er een probleempje.
De boot staat op de helling voor een noodzakelijke onderhoudsbeurt en een kleine reparatie.
Mijn paard wordt te oud om nog lange stukken op te rijden.
Mijn hulp adviseerde mij om met de trein te gaan.
Dat vond ik een goed idee.
Ze regelden een eigen treinstel voor mij.
Zeer gerieflijk.
Maar nu moet ik terug.
Geen boot, geen paard, geen trein gereserveerd voor mij.
Ik zal met het openbaar vervoer moeten.
Mijn hulp heeft een OV-chipkaart geregeld.


Mij is uitgelegd wat ik moet doen.
In- en uitchecken.
Nodeloos ingewikkeld.
Toen ik vorige week een proefritje wou maken, ging het mis.
Kreeg controle in de trein.
Een overijverige conducteur accepteerde mijn kaart niet.
Ik moest de trein uit.
Ik kap er mee.
Ik denk dat ik niet in Spanje kom.
Openbaar vervoer, niks voor mij.
Nou, dag hoor.