Er lag veel sneeuw in het bos op deze zondagmorgen.

Wij liepen ons rondje. Wij zijn Nilsson, Andersson en ik.

Ons rondje duurt een uur en 45 minuten.

Zeg maar een ronde.

Mooi weer.

Stil in het bos.

Dat vind ik fijn.

Stilte.

Mijmerend door het bos.

De honden kijken altijd uit naar andere honden.

Andersson om te spelen, Nilsson zoekt vooral vrouwtjeshonden.

Ben beetje bang dat we herders of vergelijkbare honden tegenkomen.

Op het eind van de wandeling, bij het bevroren vennetje, renden ze
vooruit.

In de verte zag ik twee mensen met een soort herder.

Gelukkig zwiepten alle staarten.

Het bleek Maan te zijn.

Kennen elkaar goed.

De bazin van Maan en haar dochter begroetten mij.

Vroeg hoe het ging.

Haar man is ziek.

Ernstig ziek.

Ze zei dat hij is overleden.

“Afgelopen week is hij overleden. Vrijdag is hij al
gecremeerd.”

Ik condoleerde.

“Hij heeft euthanasie gehad. Hij wou niet meer verder.”

Haar dochter vulde aan.

“Hij heeft ’s morgens nog zelf de krant uit de bus gehaald. Dat wou
hij beslist doen. In huis heeft hij nog een kopje thee gedronken. Daar deed hij
een half uur over. Daarna is hij zelf in bed gestapt.”

De bazin van Maan zei dat het zo goed was.

“De dag ervoor hebben alle kinderen, kleinkinderen, familieleden en
vrienden persoonlijk afscheid genomen. Dat was heel mooi.”

Het voelde heel lastig om op zo’n mooie dag midden in het bos met
spelende honden om ons heen hierover te praten.

“Op het laatst vroeg de dokter nog aan hem of hij het zeker wist. Dat moeten ze vragen volgens het protocol”, zei haar dochter.

“Hij zei dat hij het heel zeker wist. Wij waren met alle kinderen en
kleinkinderen erbij en het was heel indrukwekkend.”

Hij had een sterke wil.

“Hij wou beslist niet op bed komen te liggen en dan wegteren. Hij
wou dit zo op deze manier.”

De zakdoek werd gebruikt.

“Het is goed zo, maar ik ben nu wel alleen. Er is straks niemand als
ik thuis kom. Ik kan mijn verhaal niet kwijt.”

Verstand en gevoel zaten nog een eind uit elkaar.

“Ik weet dat het niet anders kon. Maar hij is nu echt weg.”

“Kom, we gaan verder”, zei ze tegen haar dochter.

Wenste ze veel sterkte.

Begreep de onmacht.

De machteloze pijn.

Altijd samen werd eeuwig alleen.

Verdriet.

We liepen door.

Gelukkig waren we snel bij de auto.

Het was te stil in het bos.