Zondagmorgen gaan we altijd wandelen in het
bos.
Nilsson, Andersson en ik.
Gisteren was het mooi weer.
We waren er op tijd.
We hadden de zomertijd nog in ons hoofd.
Tegen het eind van de wandeling kwamen we
Maan tegen.
Maan is een bastaardvrouwtje op leeftijd.
En al jaren vriendin van Nilsson.
Nu ook van Andersson.
Ze spelen graag met elkaar.
We komen elkaar af en toe tegen.
Haar bazinnetje loopt altijd energiek en soms komt de baas van Maan ook mee.
Gisteren alleen Maan en bazin.
“Het is warm,” zei de mevrouw. “Mooi weer.
Hoe is het?”
Zei dat het goed gaat en vroeg hoe het met
haar is.
Niet zo goed.
Haar man heeft kanker.
Is uitbehandeld.
Wil niet aan de sonde-voeding. Dan stapt hij
eruit, heeft hij gezegd.
Ze zei dat ze dat begreep en hem steunde in
zijn beslissingen.
“Hij kon altijd zo lekker eten. Aardappelen,
vlees, groente, jus.
Nu kan hij dit alleen nog eten als het in de
blender is geweest.
En pap kan hij eten.
Havermout. Zitten veel goede voedingsstoffen
in.”
“Mijn bril beslaat omdat het zo warm is,”
zei ze.
Ze pakte een zakdoek en over haar wangen
liepen tranen.
“Weet je, hij verlegt steeds zijn grens.
Eerst zei hij dat hij wou stoppen als hij niet meer kon eten.
Nu wil hij stoppen als hij niks meer door de
keel kan krijgen.
Een moeilijk besluit.”
“En ik steun hem helemaal,” zei ze. “Maar ik
word zo bang als ik denk aan straks, als hij er niet meer is.
Ik duw dat maar weg en probeer aan vandaag
te denken, niet aan morgen.
We hebben onlangs feest gehad omdat we
zestig jaar waren getrouwd.
Hij wou geen feest, maar we hebben het wel
gedaan.
Fijn feest was het. Kinderen, kleinkinderen,
broers en zussen.
Veel gelachen. Foto’s gemaakt. We genoten.
En hij vond het ook heel mooi.”
Ze werd boos.
“Dan heb je nu in de Tweede Kamer politici
die over barmhartigheid praten en dat beslissingen over euthanasie niet door
mensen mogen worden genomen. Politici die zich christen noemen en anderen hun
opvattingen willen voorschrijven. Ze moesten eens weten hoeveel kracht en
verdriet zo’n beslissing kost. We hebben het zo goed samen, maar mijn man wil
niet als een kasplant in bed liggen. Hij is ruim 80 jaar, maar we zouden o zo graag
nog samen goede jaren willen hebben.”
Haar bril beslaat weer.
“En als je dan zo in het bos loopt, zou je
van de natuur moeten genieten, maar ik denk alleen maar aan hem en aan die
ziekte.
Mijn verstand zegt dat het zo goed is, maar
dat voelt niet zo.”
Maan en Nilsson lagen, Andersson liep er
omheen.
“Ik loop weer door. Maan heeft nog wel zin
in een stukje rennen.”
We groetten elkaar.
“Het was fijn even te praten,” zei ze.
“We gaan er vandaag een mooie dag van
maken.”