Wij hebben code rood.

Dat betekent
dat het heel gevaarlijk is buiten.

Het ijzelt, er ligt sneeuw, het vriest en
het is glad.

Geadviseerd wordt om binnen te blijven en
alleen het huis te verlaten als het strikt noodzakelijk is.

Daar zitten we dus mooi mee.

Rondom ons huis is het spekglad. Op een
enkel paadje heb ik zout gestrooid, zodat we veilig naar de schuur kunnen.

Het uitlaten van de honden is een stuk
spannender geworden.

Onze oprijlaan is ook glad, maar in het
midden ligt een strook gras.

Als je daar loopt, is het te doen. De honden
glibberen gezellig mee.

In het weiland is goed te lopen, al hebben
de honden zichtbaar meer last van hun poten door de ijsvoming.

Het is nu de derde dag dat we binnen zitten
en we zijn door enkele levensmiddelen heen.

Geen boerenkool en geen hondenvoer.

Na ampele overwegingen besloten om niet met
de auto of fiets te gaan (code rood!), maar lopend.

M. heeft heel handige spijkerbedonderbindhoezen die ik mocht lenen,
ik heb een rugzak, dus op naar het dorp.

Telefoon bij me voor noodoproepen (er zijn
veel armen/polsen/benen gebroken).

Op de weg aangekomen, kon ik eigenlijk goed
lopen.

De volgende weg, het dorp in, was schoon.

Auto’s reden op volle snelheid.

In het dorp waren de doorgaande wegen
schoon.

Onderweg fietste de buurman mij achterop.

Hoi Jan – Hoi H.

Hij fietste op normale snelheid.

Overal reden auto’s en fietsers.

Bij de supermarkt aangekomen heb ik de
spijkerbedonderbindhoezen afgedaan.

Boodschappen gedaan.

M. had supermarkt gewaarschuwd over mijn
komst en R. van + had mijn aankomst aan haar gemaild.

Zo gaat dat bij ons het het dorp.

Met volle rugzak teruggelopen.

Kon prima lopen.

Had ook goed kunnen fietsen.

Had uitstekend met de auto kunnen gaan.

Code rood: tja.

Vaak wordt mij gevraagd hoe dat vroeger was.

Dat wil ik graag vertellen.

De vorige zin klopt niet, van dat vragen,
maar die andere zin klopt wel.

In 1979 was ik hoofd van een school.

Het sneeuwde heel hard.

De toegangswegen tot het dorp waren
afgesloten.

De sneeuw lag op sommige plekken meters
hoog, opgejaagd door de harde wind.

De straten konden niet meer schoongemaakt
worden.

Met moeite kon ik naar school.

Grote laarzen aan, dik ingepakt.

Slechts een leerkracht kon niet komen, maar
daar hadden we een vervanger voor.

Alle kinderen waren op school.

Moeders spraken af wie soep gingen maken,
broodjes werden geregeld en het was ontzettend gezellig op school.

Iedereen bleef over.

Lange pauze voor sneeuwspelen.

Saamhorigheid.

Het was eigenlijk ontzettend leuk.

Zo ging dat vroeger.

Nu is dat anders.

Nu krijg je code rood.