Soms ga ik in de lift.
Niet vaak.
Vroeger had je in Den Haag in het
gemeentehuis een paternoster.
Dat is een liftsysteem zonder deuren.
De lift loopt voortdurend rond. Je stapt
zelf in en uit.
Enige handigheid is geboden.
Honden kunnen liften.
Onze Sproet verbaasde zich altijd dat je
moest keren om eruit te gaan.
Logisch gedacht, ook voor een hond.
Ben in New York in heel snelle lift geweest.
Kreeg een apart gevoel van binnen.
Liften vergt enige handigheid.
Vorige week op bezoek in ziekenhuis.
Zesde verdieping.
Op heenweg naar boven ging vlot.
Terug minder.
Er waren maar liefst zes liften.
Drie voor personen.
Twee voor patiënten.
Een voor de dienst.
Duurde erg lang voordat er een lift kwam.
Een verpleger met een karretje vol buisjes,
zakjes en ander medisch gereedschap stond ook te wachten.
Wachten duurt lang.
Ik ben er niet goed in.
Eindelijk kwam er een lift.
Een patiëntenlift.
De verpleger ging erin en wenkte mij mee.
Anders moest ik nog langer wachten.
Toen de deuren sloten, ging de lift naar boven.
We hadden pech volgens de verpleger.
Op de tiende verdieping stond een bed met
patiënt te wachten.
Ik moest eruit.
Verpleger ook.
Na enkele minuten stopte een personenlift.
Snel erin.
Ging naar de elfde verdieping.
Wachten.
Toen naar beneden.
Hoera!
Dacht ik.
Lift stopte, ik eruit.
Ik herkende de afdeling.
Ik was weer op de zesde verdieping.
En een kwartier bezig te liften.
Heb de trap genomen.
Beste afdaling nog.
Liften valt niet mee.