Morgen is het zover.
Jarenlang heb ik mijn eigen gang kunnen gaan.
Hoefde alleen rekening te houden met Nilsson.
Na morgen wordt alles anders.
Ik moet delen.
Samen doen.
Rekening houden.
Afspraken maken.
Tolerant zijn.
Accepteren dat het anders kan.
Of moet.
M. stopt met werken.
Morgen is haar laatste werkdag.
Afscheid.
Eind van een hard werkend bestaan.
Dagvullend.
Levenvullend.
Morgen wordt een fijne dag.
Afscheidsfeest voor M.
Dochters komen ook.
Wordt vast goed.
Daarna wennen aan nieuwe situatie.
Dat kunnen wij wel.
Als het lastig wordt, gaan we gewoon op vakantie.
Eerste vakantie is al gepland.
April.
We kunnen straks ieder moment op vakantie.
Ook mooi.
Morgen dus de grote dag.
Eerst nog vanavond doorkomen.
Dictee.
Onderlinge wedstrijd.
De 24e editie.
M. wint vaker dan ik.
De stand is 22-1.
Ik heb de 1.
Zou heel mooi zijn als ik nu win.
Dan is het 22-2.
Mooi getal.
Heb er een zwaar hoofd in.
Morgen dus feest.
En dan zorgen voor een fijne toekomst.
Daar heb je meer aan dan aan een fijn verleden.
M. zou wel een mooie start als pensionaris kunnen maken.
Mij ook een goed gevoel kunnen geven.
Laten winnen is toch niet zo moeilijk?