Het sneeuwt.

Het wintert nog.

M. maakt zich altijd druk als het sneeuwt.

Of als het gaat sneeuwen.

Ze ziet er tegenop om dan met de auto te rijden.

Ze hoeft vandaag helemaal niet te rijden.

Morgen pas.

Daar maakt ze zich nu al druk om.

Ik niet.

Ik ben vanmorgen gewoon naar het bos geweest.

Rustig rijden, ging prima.

Klein beetje glad.

Ik heb geen winterbanden.

M. wel.

Maakt volgens mij niet veel uit als je zo langzaam rijdt.

M. wil eigenlijk wel een nieuwe auto.

Ze is al vele jaren gewend om de twee jaar een nieuwe te
kopen.

De huidige auto heeft ze al bijna drie jaar.

Toen vond ze deze auto erg mooi.

Maar dat was toen.

De zoektocht is dus begonnen.

Dat vind ik heel leuk.

M. stelt helaas wel stringente eisen aan de nieuwe auto.

Het moet een heel zuinige zijn, automaat, klein, hoge
instap, en van Toyota.

En hij moet er mooi uitzien.

De auto dan.

Met zo’n pakket vind ik het niet fijn zoeken.

We zijn toch naar verschillende garages geweest.

Voor joker.

De Toyota-meneer heeft een aanbod gedaan.

Omdat de auto aan M.’s eisen voldoet, is ze alleen nog maar
geïnteresseerd in de kleur.

Ik denk dat ze de kleur van de auto het belangrijkst vindt.

De Toyota-meneer heeft nog van alles uitgelegd over de
hybride-techniek (“hebben jullie daar ervaring mee?”), over de CVT (“is dat
fijn?”), over de airco (“heb ik nooit aan”),
over led-verlichting (“gewone lampen zijn ook goed”), over de
achteruitrijcamera (“ik parkeer nooit achteruit”) en lichtmetalen velgen (“ zie
je niet als je erin zit”).

M. vroeg alleen naar de kleur.

Blauw.

Donkerblauw.

Dat moet het worden.

En die hebben ze niet op deze auto.

M. vindt er nu eigenlijk al weinig meer aan.

Ik vind wit mooi.

Loopt mooi over in de sneeuw.

Opvallend onopvallend.

Maar ja.

Ik ben kleurenblind.

Ook als het sneeuwt.