Wij eten snel.

In ongeveer 15 minuten hebben wij de maaltijd
achter de kiezen.

Inclusief toetje.

Soms eten wij langer.

Dan heeft M. veel te vertellen.

Dan gaat het eten dus langzamer.

Wij zijn geen fijnproevers.

Ik kook.

Ik kook al heel lang in ons huwelijk.

M. bedenkt altijd de redenen en de uitkomst is
steeds hetzelfde:

Ik kook.

Soms kookt M.

Op vrijdag en zondag.

De ene keer patat, de andere keer chinees.

Of ze maakt vis.

Dat kan ze goed.

Mijn specialiteit is stamppot.

Ik kan eigenlijk van de meeste gerechten wel
een stamppot maken.

Spruiten. Boerenkool. Bloemkool. Bieten.
Zuurkool. Wortels/siepels.

Toen wij trouwden, kon ik niet koken.

Maar ik kon wel lezen.

We kochten het Haagsch Kookboek.

Vooral de bladzijden 230-240 heb ik goed
gelezen.

Daar staan de stamppotten.

Ik kan ook goed vlees braden.

Kip grillen.

Rookworst warm maken.

M. maakt wel eens iets met een recept.

Dat doe ik niet.

Moet je altijd veel voor in huis halen.

Ik maak geen sausjes.

Vroeger wel.

De kinderen moesten altijd overal van eten.

Moet ik ook saus?

Dat zegt genoeg.

Ik kan dus geen saus maken.

Doe dat dus niet meer.

Ik kan ook goed snert maken.

Kost een hele middag, maar dan heb ik wel heel
veel.

Meestal drie pannen vol.

M. vriest altijd een deel in.

Ik weet niet waar dat blijft.

We zien het nooit terug.

Ik vind het wel moeilijk om in te schatten
hoeveel ik moet maken.

Ik maak altijd teveel.

Oorlogsherinneringen, denk ik.

Beter teveel dan te weinig.

Deze week twee keer stamppot gemaakt.

Vandaag de restjes.

Stamppot dus.

Voor M. heb ik pizza.

Was in de aanbieding.

Even in de oven en klaar.

We sluiten de maaltijd altijd af met toe.

Ik ben van de gladde toe.

Vla, yoghurt.

M. is van de griesmeel en gortepap.

Alleen het woord al.

Straks lekker stamppot.

Vla toe.

Heerlijk.