Op zondagmorgen wandel ik met Nilsson in het bos.

Dat wandelen wordt steeds spannender, want er zijn
nieuwe bordjes geplaatst in het bos.

Nu mag de hond niet meer los lopen.

Hij wordt verdacht van het mogelijk verstoren van het
wild.

Dat doet Nilsson niet, maar overtuig een boswachter
maar eens.

Of een boa.

Dat is een buitengewoon opsporingsambtenaar.

Aangesteld op criteria als kunnen schrijven en
klakkeloos uitvoeren van regels.

Niet om te praten.

Ik ben er gelukkig nog geen tegengekomen.

Ik blijf ongehoorzaam.

Er rijden auto’s door het bos. En crossmotoren.
Fietsers.

Zoekende klootschieters.

Allemaal met veel meer lawaai dan ik.

Dus.

Ik mijmer tijdens het lopen.

De gedachten komen vanzelf.

Soms denk ik terug aan afgelopen week. Wat ging goed
en wat kan beter. Wat moet ik de komende week doen.

Ik kijk naar het zonnetje, ik haal een tak uit de
vacht van Nilsson.

Ik luister naar de vogels.

Max is niet thuisgekomen.

Max is onze jongste kat. Muizenvanger bij uitstek.

Heel veel buiten.

’s Avonds altijd thuis.

Slapen bij zijn grote vriend Nilsson.

Sinds woensdag niet meer gezien.

Ongerust.

Ik groet voorbijkomende crossfietsers.

Vandaag kwam ik twee vrouwen tegen. Twee keer.

De eerste keer reden ze me tegemoet.

Moi. Moi.

De tweede keer was een uur later.

Ik zat op een bankje en zag ze aankomen.

Ze moesten over een boomstam.

Dat kan niet met de crossfiets.

Ze stapten af en tilden hun fietsen over de boomstam.

Op een crossfiets stap je anders op dan op een damesfiets.

Dat deden ze goed.

Ze wilden wegtrappen.

Dat lukte niet.

Ze vielen tegelijk.

Ze moesten er hard om lachen.

Ik ook.

Mooi weer.

Mijmeren.

Zoon van neef J. is vrijdag getrouwd.

De naam van J. is niet moeilijk. Vroeger waren onze
ouders niet creatief.

We zijn allemaal naar opa vernoemd.

Zijn zoon R. trouwde.

R. is ziek. Ernstig ziek.

Bruiloft was gepland in mei.

De dokter zei dat april beter was.

Daar mijmer ik over.

Dan denk ik aan Vasalis.

“Zoveel soorten van verdriet, 


ik noem ze niet”.

Zo jong. Zo oneerlijk.

We hebben nog heel veel te verbeteren in onze wereld.

Dat mijmer ik niet.

Dat wens ik.