Oom P. was een huiler.

” Ach vader, toe nou toch”.

Zijn kinderen zeiden dat vaak tegen hem.

Ze schaamden zich er waarschijnlijk voor.

Bij het minste of geringste kwamen de waterlanders bij oom
P. tevoorschijn.

Als hij iemand een tijdje niet had gezien: tranen.

Iets moois zeggen, muziek, herinneringen: de zakdoek kon
maar het beste in de hand blijven.

Hij kreeg dit pas op latere leeftijd.

Ik weet niet of hij er zelf mee zat.

Lijkt me wel.

Voortdurend die emoties.

Je wilt toch niet alles laten zien.

Zijn vrouw reageerde er niet op.

Zijn kinderen dus wel.

Oom P. is al lang geleden overleden.

Ik hoorde laatst dat er vaker wordt gehuild.

Het mag van ons gezamenlijke gevoel.

Collectieve vreugde of verdriet doet ontroeren.

Veel muziek ook.

Weerzien of afscheid kunnen heftig zijn.

Huilen kost veel zakdoeken.

Ik huil niet graag.

Vind het zelfs heel vervelend.

Doe het soms als ik alleen ben.

Als een hond gestorven is.

Het hard waait.

Of iets anders ergs.

Ik wil niet als oom P. worden.

Ben wel familie.

Sommige genen zullen misschien verdwijnen.

Evolutie.

Hoop ik.

Ik heb ook maar een fijne zakdoek.

Die houd ik graag droog.