Ik heb weer een buusdoek.

Of zaddoek. Snotlap. Tukdook.

Al heel lang gebruik ik papieren zakdoekjes.

Gemakkelijk.

Zitten wel nadelen aan.

Ze scheuren snel als je een beetje hard snuit.

Ik kan hard snuiten.

Dan zit de inhoud van je neus niet in het doekje.

Ba.

Na gebruik gooi je ze weg. Milieuonvriendelijk.

Vroeger had ik altijd een zakdoek (zaddoek).

Ik hoor het m’n moeder nog zeggen: Schone zaddoek bij
je?

Eind van de week ging de zaddoek in de was. Werd
gestreken.

Ik had een stapeltje zaddoeken.

Ieder gezinslid had eigen zaddoeken.

De zaddoek werd niet alleen voor de neus gebruikt.

Als kind deed je er spelletjes mee: zaddoekje leggen,
blindemannetje.

Bij heet weer knoopte je de zaddoek om je nek.

Of je deed hem op je hoofd tegen de zon.

Cowboytje spelen: zaddoek over de neus en mond.

Gevallen: zaddoek om de wond heen knopen.

Je kon hem uitlenen: Mag ik je zaddoek even lenen?
Dan kon je daarna de zaddoek ook weer ophalen. Of terug krijgen. Gewassen en gestreken.

Ik ga zo even naar M. Die is ziek. Alweer. Nog een
griepaanval. Koorts. Even het voorhoofd deppen. Met de zaddoek.

Je hebt verschillende zaddoeken: van kant,
boerenzaddoek, nette zaddoek, pochet.

Nu ik er weer een heb, kan ik me niet voorstellen dat
ik al die jaren zonder kon.

Ook mooi om cadeau te geven.

Of te krijgen.

Ik bin wies met mien buusdoek.